De Eerste Kamer is akkoord gegaan met de Wet flexibel werken. Maar wie denkt dat hij daarmee ook het recht heeft op thuiswerken, komt van een koude kermis thuis.
De Eerste Kamer is onlangs akkoord gegaan met de Wet flexibel werken. De media hebben dit bericht breed opgepikt en stellen dat medewerkers straks het recht op thuiswerken hebben. Maar dat klopt niet.
“Na de wetswijziging heeft de werknemer het recht om zijn werkgever te verzoeken om zijn arbeidsplaats of werktijden te wijzigen, als hij ten minste een half jaar in dienst is bij deze werkgever. Dit betekent dat de werknemer zijn werkgever ook kan verzoeken om thuis te werken. De werknemer kan bij zijn werkgever eens per jaar een dergelijk verzoek indienen en hij dient het verzoek uiterlijk twee maanden voor het beoogde moment van aanvang in te dienen”.
Een verzoek om de werktijden aan te passen moet de werkgever inwilligen (net als het verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur), tenzij dit ernstige problemen oplevert op het gebied van veiligheid, van rooster technische aard of van financiële of organisatorische aard. Maar het punt is, dat de wet niet bepaalt in welke gevallen de werkgever het verzoek van de werknemer tot thuiswerken kan afwijzen. Dat is geheel aan de werkgever. “De werkgever dient het verzoek van de werknemer tot thuiswerken te overwegen. Als hij verzoek afwijst, dient er overleg plaats te vinden tussen werkgever en werknemer en dient de werkgever schriftelijk te motiveren waarom het verzoek tot thuiswerken is afgewezen.”
De werkgever dient een maand voor de beoogde ingangsdatum een beslissing te nemen over het verzoek van de werknemer. Doet hij dit niet, dan worden de arbeidstijden en/of de arbeidsplaats conform de wensen van de werknemer gewijzigd. “Als de nieuwe wet van kracht is, is er dus geen recht op thuiswerken, maar enkel een recht om een verzoek tot thuiswerken in te dienen”. “Enkel wanneer de werkgever geen of niet tijdig een beslissing neemt, heeft de werknemer een recht op thuiswerken.”