Libra personeelsdiensten





Recht op transitievergoeding

5 Januari 2016

Het is zuur voor de werknemer, maar als deze instemt met een beëindigingsovereenkomst zonder transitievergoeding, kan hij deze achteraf niet alsnog bij de rechter afdwingen. De werkgever hoeft hem bovendien niet te wijzen op de mogelijkheid van een transitievergoeding.

Dat blijkt uit een uitspraak van de Rechtbank Midden Nederland van 14 december 2015. De rechter gaf in zijn uitspraak ook meer duidelijkheid over het sluiten van een beëindigingsovereenkomst bij ontslag en de nieuwe mogelijkheid van het opzeggen door de werkgever en vervolgens schriftelijk instemmen door de werknemer.

Beëindiging zonder transitievergoeding
De rechtszaak was aangespannen door een productiemedewerker tegen uitzendbureau Timing. Partijen kwamen overeen om de arbeidsovereenkomst door middel van een overeenkomst te beëindigen. In de beëindigingsovereenkomst is vastgelegd dat het ontslag plaatsvond op initiatief van de werkgever. Maar daarbij is door partijen géén transitievergoeding afgesproken, terwijl de werknemer daar na meer dan 3 jaar dienstverband wel recht op zou hebben.

Na enige maanden spande de werknemer de rechtszaak aan, waarbij hij alsnog uitbetaling eist van de transitievergoeding. Daarbij beriep de werknemer zich op goed werkgeverschap. Verder zou de werkgever de werknemer moeten informeren over zijn recht op een transitievergoeding. Volgens de werkgever was hiervan geen sprake. Bovendien zou het initiatief voor het ontslag zijn uitgegaan van de werknemer, die al aan het solliciteren was en een eigen zaak wilde starten.

Geen recht op transitievergoeding
De rechter oordeelt dat het hier gaat om een vaststellingsovereenkomst die volgens het boekje is opgemaakt. De arbeidsovereenkomst is daarmee met wederzijds goedvinden beëindigd. Een transitievergoeding is in een dergelijk geval niet verschuldigd, oordeelt de rechter. Maar het stond partijen uiteraard vrij om ook bij een beëindiging met wederzijds goedvinden te onderhandelen over een eventuele transitievergoeding. Dit is echter niet gebeurd.

In de Wet Werk en Zekerheid is geen algemene spreekplicht opgenomen voor de werkgever om bij de onderhandelingen over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst te wijzen op de mogelijkheid van een transitievergoeding. De werknemer heeft bij beëindiging met wederzijds goedvinden nu wel 14 dagen bedenktijd. In die periode had de werknemer voldoende tijd om informatie in te winnen over zijn rechten en plichten en de financiële voorwaarden daarbij, oordeelt de rechter.

Verschil vaststellingsovereenkomst en instemming ontslag
Met deze uitspraak, geeft de rechter meer duidelijkheid over het sluiten van een beëindigingsovereenkomst bij ontslag en de nieuwe mogelijkheid van het opzeggen door de werkgever en vervolgens schriftelijk instemmen door de werknemer.
Want al voor de invoering van de WWZ, bestond de mogelijkheid dat werkgever en werknemer de arbeidsovereenkomst beëindigden met wederzijds goedvinden. Door partijen worden de afspraken hierover dan vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst (een vaststellings- of beëindigingsovereenkomst, artikel 7:670b BW).

Na 1 juli 2015 bestaat ook de mogelijkheid dat de werkgever de arbeidsovereenkomst opzegt en dat de werknemer hiermee schriftelijk instemt. Tussen deze beide varianten zit een belangrijk juridisch verschil:

Bron: Personeelsnet



« Terug naar het nieuwsoverzicht