Ieder mens heeft in zijn hoofd een eigen verzameling aan kennis en ervaringen. Van elk mens dat je tegenkomt kun je dan ook iets nieuws leren, zonder uitzondering. Met de één kom je in een gesprek tot heel andere onderwerpen en ideeën dan met de ander. Wanneer je je indenkt hoeveel verschillende gesprekken er mogelijk zijn binnen een grotere groep, zou je kennisdeling als een soort olievlek kunnen beschouwen. Bedenk maar eens: tussen twee mensen vindt één gesprek plaats. Ben je met zijn drieën, heb je al vier unieke conversatiegroepen (want: drie gesprekken tussen twee mensen en één gesprek met zijn allen). Met vijf mensen schieten we al door naar 26. Je merkt het, de mogelijkheden groeien exponentieel hard: in een groep van twintig mensen zijn er 1,048,555 verschillende conversatiegroepen. Meer gesprekken betekent meer ideeën die worden uitgewisseld, aangevuld, verbeterd.
Je zou je bijna afvragen waar je al die ideeën moet laten, want hoeveel informatie kan een brein aan? Dat blijkt rekbaar: hoe meer je leert, hoe meer je letterlijk in staat bent om te leren. Robert Bjork, een Amerikaanse gedistingeerd hoogleraar Psychologie legt uit dat je hersenen niet zozeer te vergelijken zijn met een harde schijf die vol kan raken maar eerder met een steigerconstructie: hoe verder je bouwt, hoe meer ruimte er ontstaat om op te bouwen. De opslagcapaciteit van je brein breidt uit wanneer je meer kennis tot je neemt. Wanneer je iets nieuws leert, gaat je brein namelijk op zoek naar bestaande kennis om deze nieuwe informatie aan te linken. En hoe meer kennis je hebt, hoe meer linkmogelijkheden. Al die linkmogelijkheden zorgen er op hun beurt weer voor dat je zaken sneller onthoudt. Je slaat informatie namelijk sneller op wanneer je het kunt koppelen aan iets wat je al weet of kent.
Bjork legt daarnaast uit dat je veel effectiever leert wanneer je een actieve leerhouding aanneemt: input less and output more. Notuleren en lezen kost veel tijd en energie, terwijl je de stof beter onthoudt wanneer je probeert een voorbeeld te verzinnen bij een theorie of er een testje over zou maken. De traditionele manier van lesgeven – informatie zenden om maar zoveel mogelijk kennis over te brengen – werkt dus niet optimaal. Je bent dan voornamelijk bezig met content verwerken terwijl je dit veel sneller zou doen wanneer je de kans krijgt om deze content in de juiste context te plaatsen. Toch gebeurt het in de praktijk nog regelmatig: de docent praat en de studenten schrijven zoveel mogelijk letterlijk op wat er wordt gezegd. Een passieve manier van leren. Wanneer je actief probeert te engageren met de informatie die je krijgt, is de kans dat je het op de lange termijn onthoudt een stuk groter. Dit kan dus door andere leertechnieken toe te passen, zoals flash cards of een zelfgemaakte quiz. Maar eigenlijk is het gesprek aangaan over het onderwerp waarover je aan het leren bent, minstens zo effectief.
Effectiever leren! Kies de eerstvolgende keer dat je een concept of onderwerp probeert te doorgronden eens voor een manier die wellicht wat buiten je comfortzone ligt. Zoals:
Het gesprek aangaan. Probeer het bijvoorbeeld eens uit te leggen aan een collega of vriend. Op die manier zet je je hersenen aan het werk, word je gedwongen je eigen woorden te zoeken. Dat voelt soms wat ongemakkelijk omdat je het onderwerp nog niet volledig kent, maar juist daar doorheen werken zorgt ervoor dat je het beter gaat begrijpen.
Durven falen. Moet je een presentatie voorbereiden? Grote kans dat je begint met opschrijven wat je wil vertellen. Als je dat doet, is die tekst je uitgangspunt. Begin de volgende keer gewoon eens met presenteren, of dat nou aan je moeder, je buurman of je huisdier is. De eerste keer wordt waarschijnlijk aardig gênant maar de truc is simpel: blijven proberen. Uiteindelijk weet je wat je wil vertellen, zonder dat dit strak op papier staat. De kans dat je van je apropos raakt wanneer je een zin vergeet, is dan veel kleiner. Je genereert het verhaal nu namelijk vanuit je geheugen met alle kennis die daar zit en niet vanuit een plat stuk tekst.