Van intern ondernemerschap is sprake als medewerkers binnen de context van de organisatie zelfstandig en creatief zijn in hun denken, initiatieven ontplooien, kansen zien en grijpen, risico en verantwoordelijkheid durven nemen, vertrouwde wegen durven te verlaten en die keuze weten te legitimeren, zelfvertrouwen hebben en doorzettingsvermogen laten zien en ten slotte zorg dragen voor hun eigen ontwikkeling en professionaliteit (Biemans e.a., 2011).
De ontwikkeling van intern ondernemerschap vereist vertrouwen, professionele ruimte (autonomie en eigen verantwoordelijkheid) en een leerklimaat (ruimte om te leren en te ontwikkelen) binnen de context van de organisatie (Van Brussel, 2012). Intern ondernemerschap vormt de aanzet tot zelfsturing, wat inhoudt dat medewerkers op basis van duidelijke doelstellingen en kaders zelf de resultaten sturen en deze continu verbeteren. Zij hebben daartoe de bevoegdheden, zijn daarvoor opgeleid en worden daarvoor gewaardeerd (Leppers en Eikenaar, 2011).
De mate waarin ondernemerschap al dan niet dominant aanwezig is in een organisatie, hangt samen met de fase waarin de organisatie verkeert. De levenscyclus van een organisatie doorloopt vier fasen: de pioniersfase, de groeifase, de verzadigingsfase en de neergangsfase (Vgl. Greiner, 1998 en Perrault e.a., 1999).
Het is in de fase van verzadiging juist van belang om alle poorten naar verantwoorde vernieuwing open te zetten en zo snel mogelijk de slag te maken naar een ondernemende cultuur, afgestemd op de veranderende behoeften van de markt/klant, zodat de organisatie weer nieuw perspectief heeft. Dit impliceert het belang in deze fase om talenten en ambities van medewerkers juist (verder) te ontwikkelen en te ondersteunen in plaats van in te dammen, zoals nu zo vaak gebeurt.
Werkgevers investeren gelukkig steeds eerder en steeds meer in de ontwikkeling van ondernemerschap van medewerkers. Het mooiste is dat een medewerker binnen de context van de organisatie zelfstandig en pro-actief een eigen ‘business’ runt en zich manifesteert alsof zijn functie een eigen bedrijf is. Medewerkers zijn daarvoor zelf verantwoordelijk. Daarbij is zicht op de volgende zaken van belang:
Bij dit alles geldt dat de ambitie gelijke tred dient te houden met het willen en het kunnen van de medewerker zelf én van de werkgever. Voor de medewerker is het pad vaak gemakkelijker te bewandelen als zijn ambitie in het verlengde ligt van de ambitie van zijn werkgever. Maar ook wanneer hun ambities uiteenlopen, kan de werkgever de werknemer stimuleren zijn ambitie na te streven en hem daarin ondersteunen. Uiteindelijk heeft de werkgever daar zelf ook baat bij, want geen enkele werkgever van nu wil immers nog medewerkers life-time in dienst en heeft liever medewerkers die breed employable zijn, binnen of buiten de eigen organisatie (Vgl. Manuel, 2014).