Op 1 januari 2015 zijn de regels voor tijdelijke arbeidscontracten, oproepcontracten en payrollcontracten gewijzigd.
De belangrijkste wijzigingen:
Sluiten werkgever en werknemer een tijdelijk contract van 6 maanden of langer af dan geldt de aanzegtermijn. Een aanzegtermijn houdt in dat de werkgever aangeeft of de overeenkomst na afloop wel of niet wordt voortgezet. De werkgever moet dit uiterlijk 1 maand voor het einde van het contract schriftelijk aan de werknemer laten weten. U kunt bijvoorbeeld direct bij het opstellen van het arbeidscontract opnemen dat wordt aangezegd dat de overeenkomst niet wordt voortgezet als de termijn van het contract is afgelopen.
Houdt de werkgever zich hier niet aan, dan is hij de werknemer een vergoeding van 1 maandsalaris verschuldigd.
Houdt de werkgever zich wel aan de aanzegplicht, maar geeft hij het te laat aan, dan is hij een evenredige vergoeding verschuldigd. Als voorbeeld: is de werkgever een week te laat, dan betekent dit een vergoeding van een weeksalaris.
Of werkgever en werknemer een proeftijd kunnen afspreken is afhankelijk van de duur van het tijdelijke contract. Vanaf 1 januari 2015 mag:
Als een tijdelijk contract wordt verlengd, dan mag er in het nieuwe contract geen nieuwe proeftijd worden opgenomen. Daarop is 1 uitzondering. Er mag een proeftijd in het contract staan als aan de werknemer andere vaardigheden of verantwoordelijkheden worden gevraagd.
Als een CAO van toepassing is, dan gaat deze maatregel in bij het einde van de looptijd van deze cao of uiterlijk 1 juli 2016. Tot die tijd kunnen andere regels gelden. Raadpleeg daarom altijd de cao.