In 2014 presenteerde het onderzoeksbureau Effectory een rapport dat verslag doet van een onderzoek onder 400.000 medewerkers in Nederlandse ondernemingen waarin onder andere bevlogenheid werd gemeten. Hierbij bleek 37% van deze medewerkers bevlogen. Bij de top 3 beste werkgevers was dat 55%.
Een bevlogen medewerker voelt zich tijdens het werk sterk, energiek en veerkrachtig. Er is sprake van toewijding en trots omdat het werk als zinvol wordt ervaren. Bevlogen medewerkers gaan volledig op in hun werk. En niet geheel onbelangrijk, ze zijn zeer productief.
Bij het lezen van de beschrijving van de bevlogen medewerker kan ik me voorstellen dat bij menig manager de moed in de schoenen zakt. In veel organisaties lijkt deze beschrijving als iets van een andere planeet. Toch blijkt uit het genoemde onderzoek dat bevlogenheid niet iets is wat slechts sporadisch voorkomt. 37% is een aanzienlijk percentage. Overdrachtelijk gezegd: het glas in ons land is, voor wat betreft bevlogenheid in organisaties, voor ruim een derde vol!
Ik denk dat bij de inschatting of bevlogenheid in een organisatie mogelijk is, het beeld dat managers van hun medewerkers hebben een belangrijke rol speelt. Stuur je als manager medewerkers aan die op jouw opdrachten zitten te wachten en moet je die medewerkers vooral controleren? Of werk je met collega’s die graag zelfstandig, met passie en energie hun werk willen doen en is het jouw taak om dit zo goed mogelijk te faciliteren? Werken de medewerkers voor jou als manager of werken ze voor het project of de klant? Wat is jouw beeld?
Anders gezegd; ben je als manager een schaapherder of speel je een dynamisch spel met wezens die op een bepaald moment misschien wel meer kunnen schitteren in het samenwerkingsspel dan jij als manager? Kun je dat aan? Durf je als manager te ‘voetballen met de leeuwen’? (refererend aan de foto uit een reclamespot tijdens een WK-voetbal van een Nederlands Modehuis uit de tijd dat 'Oranje' nog wat voorstelde - over bevlogenheid gesproken...).
Bevlogen medewerkers zijn per definitie geen makke schapen. Autonomie is één van de eerste vereisten wil bevlogenheid op gang komen. Over de mechanismen van bevlogenheid kom ik verderop in deze blog nog terug.
Bevlogenheid heeft in sommige beschouwingen iets donkers. Alsof het de nieuwe kleren van de keizer zijn in een aanpak om nog meer uit medewerkers te persen. Onterecht! De Nederlandse onderzoeker Arnold Bakker, hoogleraar Arbeids- en Organisatiepsychologie aan de Erasmus Universiteit, de autoriteit als het gaat om bevlogenheid stelt:
Bevlogen zijn op je werk is fundamenteel verschillend van een workaholic zijn. Een workaholic werkt vanuit een negatief perspectief, een dwangmatige innerlijke neiging. Werkverslaafden hebben nauwelijks een privéleven omdat ze van zichzelf altijd moeten werken. Een workaholic lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. Een bevlogen medewerker stopt veel energie in zijn werk omdat het werk leuk is en omdat dit hem ook veel oplevert. Ook blijkt dat bevlogen medewerkers veel leuke dingen naast hun werk doen. Uit onderzoek blijkt zelfs dat bevlogenheid een buffer vormt tegen stress en burnout. Hard werken met hoofd en hart blijkt gezond.
De mechanismen die een rol spelen bij het tot stand komen van bevlogenheid zijn uitgebreid onderzocht, en beschreven in het JD-R (Job Demand Resources) model van Bakker.
Het volgende is waarschijnlijk het meest verrassende deel van het onderzoek naar bevlogenheid. Bevlogen medewerkers willen uitgedaagd worden. Ze willen dat er hoge eisen aan hun werk wordt gesteld. Moeilijk voor te stellen voor de 'schaapherder-manager', maar het is echt zo.